‘Ik vat nog eens samen wat de bedoeling is.’
Ja, doe maar, mooi ijskonijn op mijn beeldscherm. Echt al een dametje met je hagelwitte mantelpakje. Zesentwintig, hooguit. Als je af en toe eens recht in de camera zou kijken, naar mij dus, laat je niet zo merken dat ik maar een nummer ben in de rij van sollicitanten. Ik heb ook gevoel en misschien ben ik wel nerveus. Je ogen hebben de warmte van een bevroren vis. En jij gaat mij beoordelen op mijn inlevingsvermogen? Ik heb nieuws voor je, online medicijnvrouw: de routine is erin geslopen. Of is je hart versteend door de dagelijkse omgang met de dood? Geen fijne reclame voor jou als werkgever.
‘We testen uw empathie en flexibiliteit in een nagespeeld gesprek. Ik speel de nabestaande en u bent uiteraard degene die is heengegaan. Zo meteen zien wij allebei – rechtsboven in het scherm – het gezicht van de overledene, met uw stem en uw mimiek. De stem wordt elektronisch aangepast aan het geslacht en de leeftijd. Het gezicht volgt naadloos uw expressie, zonder vertraging. In het echt spreekt de klant met de overledene alsof het videobellen is.’
Lieve meid, heelster van de menselijke ziel, in het echt is hier geen gelukkige woordkeuze. We hebben het wel over deepfake en ook nog eens realtime. Ik moet de pixels tot leven brengen en jij, therapeut met het koude hart, verkoopt het als de laatste mode op het gebied van rouwverwerking. Natuurlijk wel met de obligate psychobabbel. Goed dat er geen Nederlandse vertaling is voor deepfake. Een diepe leugen? Overtuigende namaak? Elke uitleg is funest voor de illusie.
‘U hoeft geen details te kennen uit het leven van de betreffende persoon. De klant ervaart bijna altijd een gevoel van troost. Persoonlijke herinneringen nemen de overhand en verdringen de ratio. Het menselijk brein wil vergeten dat het niet echt is. Wat ze voelen, de emoties, dat is allemaal wel echt. Het beste kunt u spontaan reageren. Zeg gewoon wat uw gevoel als mens u ingeeft en denk niet te lang na. Spreek op normaal volume. Bent u er klaar voor?’
‘Jazeker, begint u maar.’
In de rechterbovenhoek verschijnt een meisje, een kind van zeven of acht. Ik hap naar adem en het meisje ook. Als volwassen man moet ik een kind spelen dat veel te vroeg is weggerukt uit het leven. Ik was erop bedacht – de ultieme test om het kaf van het koren te scheiden – en toch krimpt mijn maag samen.
Zonder overgang verandert mijn koele kikker in een gebroken moeder die vecht tegen haar tranen en zich dapper houdt voor haar kind.
‘Dag, mijn lieve Carolijntje.’
Knap gedaan, zeg. De ijslaag is vervangen door een haast voelbare uitstraling van bescherming en geborgenheid. Onder de oppervlakte een hartverscheurende weemoed. Dit wordt een wedstrijd in acteren, ik snap het al. Nu is het mijn beurt.
‘Dag mama, wat heb ik je lang niet meer gezien.’
Mijn woorden komen simultaan uit de mond van Carolijntje, een razendsnelle jeugdige echo. De toon is bedeesd en onbevangen, zoals kinderen op die leeftijd praten. Ik schiet haast vol. Kom op, probeer het nog even droog te houden. Als het nu al uitmondt in onverstaanbaar geslobber, krijg ik de baan zeker niet. Kijken wat mijn toekomstige baas zegt.
‘Ja, lieverd, veel te lang. Ik mis je elke dag. Hoe is het daar?’
Gelukkig, de meest gestelde vraag. Wat ieder mens wil weten sinds de oudheid: hoe ziet de hemel eruit? Ik kan het veilige antwoord geven dat bij de introductie ter sprake kwam. Met vaste stem geef ik repliek.
‘Het is fijn hier. Ik heb geen pijn meer. Ik kan elke dag spelen.’
Het went al dat mijn tekst door een ander wordt uitgesproken. De afstand maakt het tot een spel en ik hoef me niet verantwoordelijk te voelen. Een beetje zoals een buikspreker zogenaamd geen controle heeft over wat de pop zegt. Tot zover zitten we nog op veilig terrein. Zolang de dierbare maar verlost is van alle pijn, haalt elke klant opgelucht adem. Een goed begin is het halve werk. Benieuwd waar het naartoe gaat.
‘Kun je je nog herinneren wat er gebeurd is?’
Ja zeg, wat verwacht je nou van me, witte doodsengel. De details waren toch niet belangrijk? Ben ik een waarzegger met een glazen bol die lokaas moet uitgooien om te zien waar jij in hapt? Waarschijnlijk bevat de test een zwaar ongeval of een terminale ziekte. Bijna was ik vergeten dat er een koudbloedig reptiel schuilgaat achter je gehuichel. Veel zin heb ik niet meer in dit spelletje.
‘Wat bedoel je, mama? Is er iets ergs gebeurd?’
‘Ik denk er nog elke dag aan.’
Dit kan wel eens lang gaan duren.
‘Waar denk je aan, mama?’
Het beeld bevriest een fractie van een seconde en het lijkt of ik de trekken zie van een man. Dan is mijn rouwende sneeuwuil er weer.
‘Ik denk er nog elke dag aan.’
Hier klopt iets niet. Je valt in herhaling. Geen probleem: je bent de laatste met wie ik wil samenwerken. Ik zal jou eens testen, halfdode Eskimo.
‘Mama, heb je het over die keer dat de buurman bij jou in bed lag?’
‘Meneer, ik onderbreek de test. U bent niet geslaagd. Ik verbreek nu de verbinding.’
Voor het beeld op zwart gaat, zie ik nog net hoe de pixels van mijn ijskonijn oplossen en hoor ik een zware mannenstem hard vloeken.