Laat mij het werk doen

Hoe vaak heb je het al uitgesteld, zwakkeling? Ben jij nu een man? Ik zag je steelse blik wel. Je wilt mij vastpakken, ik voel het. Loop niet wéér de keuken uit. Ga zitten op die stoel en kom tot rust. Luister naar me. Ik leg nog eens uit wat ik voor je kan doen.

Of heb je iets beters om handen? Er liggen tomaten in de koelkast. Maak een verse spaghettisaus. Goed idee: weer een uurtje om. Vierendeel de tomaten en pers de knoflook. Met liefde gemaakt, dat proef je.

Maak jezelf toch niets wijs. Er kan een zwembad gevuld worden met alle tomatensaus die jij in je leven hebt bereid. De handelingen zijn steeds hetzelfde. Je verveelt je al onder het snijden van de tomaten. De schil van het knoflookteentje komt er nooit in één keer af. Als je de pasta gaat koken, gebruik je twee handen om de pan met water te vullen. Vroeger lukte dat met één hand. Waar is het zout? Je zet het terug op dezelfde plek en toch staat het daar nooit. Doodvermoeiend allemaal. Wees eerlijk: een alleenstaande man die kookt voor zijn plezier… die heeft gewoon niets beters te doen.

Trouwens, ik ken niemand die een schaar gebruikt om vlees in stukjes te knippen. Ik herinner me nog goed waarom je dat bent gaan doen. Onder het snijden waren je gedachten even ergens anders en ineens lag het topje van een vinger bij de roze varkensreepjes. Vers bloed liep over het dode vlees. Vol ongeloof keek je naar het kleine stukje dat net nog leefde. Jouw vlees. Je maag trok samen. Pas daarna kwam de pijn.

Zo snel kan het dus gaan. Dat probeer ik je nu al maanden aan het verstand te brengen. De angst voor de pijn zit in je hoofd. Het zijn slechts beelden. Niets meer dan gedachten. De kunst is het denken uit te schakelen. Een paar tellen maar, dat is genoeg. Een snelle haal en er is geen tijd meer voor pijn.

Mijn lemmet is naaldscherp. Je hoeft me alleen stevig vast te houden. Niet kijken: laat mij het werk doen.

Het enige wat jij moet doen is niet treuzelen. Daar ligt het probleem. Je hebt geen daadkracht.

Ach, je loopt weer de keuken uit. Ik heb je aan het rillen gebracht. Zo ken ik je weer, halfzacht ei. Waarom vandaag? Het kan altijd nog. Wat een miserabel excuus. Kinderen zeggen zoiets. Slappeling.

Geeft niet. Morgen ben ik er weer.