Onder het boodschappen doen vervloek ik regelmatig mijn ogen – ze lezen altijd maar door. Het doorgeefluik voor informatie is nooit gesloten.
Op een etiket lees ik: Geurparels geven je wasgoed een eindeloze frisheid. Even sta ik weer in de achtertuin van mijn ouderlijk huis. In korte broek help ik mijn moeder met het ophangen van de was. Van natte friemels maakt zij overhemden en ik reik de houten wasknijpers aan. ‘Gekke jongen, waarom ga je niet voetballen?’
Vroeger roken mijn schone kleren altijd naar buitenlucht en zonlicht. Zou het waar zijn? Mijn hand reikt naar de plastic fles.
Thuis rollen gifgroene parels in het zeepbakje. Een doordringend fabrieksparfum irriteert mijn neus. Logisch dat ze het zo sterk maken, denk ik, de wasdroger blaast de meeste frisheid weg.
In de jukebox van mijn verstand staat een teleurstelling klaar. Wacht, zo snel geef ik mij niet gewonnen. Hoopvol staar ik naar de lichtgevende vrucht op de verpakking. Vreemd, dat fruit ken ik niet. Is het een oranje limoen?
De realiteit klopt tegen mijn voorhoofd als de droger een lucht begint te verspreiden die zelfs een hoerenmadam niet zou tolereren. Zinloos om het langer te ontkennen – ik heb mijn geld verspild aan een nutteloze aankoop. Gelukkig was het niet zo duur. Alsof dat een troost is.
Ik kijk naar het emmertje waarin ik de plukjes pluis verzamel. Een verstandige huisvrouw reinigt het filter na elke droogbeurt. Met mijn vingers wrijf ik het stof en het minigruis tot wollige bolletjes. Vies en lekker tegelijk. Waar bleef dat spul vroeger eigenlijk? In de achtertuin lag nooit pluis.
Was de mens beter af toen niemand weet had van dit minuscule zwerfafval? Het was er evengoed. Alleen niet zichtbaar voor jan en alleman. In een visioen – Hildegard von Bingen waardig – zie ik ineens een overeenkomst tussen stofdeeltjes en informatie.
Een luide reclamestem spreekt mij toe. Wil je niet kiezen tussen man of vrouw? Dan ben je genderneutraal. Dat was vroeger een probleem maar nu niet meer. Laat de mensen zien wat jij zelf ziet. We snijden weg wat niet bij je past. Verzilver je recht op geluk.
Sinds mijn pluizenvisioen zie ik genderneutraal als een reclameterm. Een nieuw hokje – met een valse belofte van zekerheid. Misschien bestond dat hokje altijd al en kun je er maar beter niet in schuilen. Teleurstelling ligt op de loer.
Geef mij maar de ongewisheid van vroeger. De stiekeme zonde. Het moet schemeren als ik een jurk aantrek. Ik kies de mooiste pruik en maak me op met lippenstift, mascara en rouge. In de spiegel bewonder ik de prachtige vrouw die ik ben.