Als je straks voor de rechter staat hoor je een absurde aanklacht. En ja, het gaat om jou. Twijfel niet: je bent schuldig. Je natuurlijke neiging zal zijn om het te ontkennen. Alleen beesten doen zoiets en jij bent geen beest. Daarom schrijf je dit op. Een briefje aan jezelf. Als herinnering. Niet om eronder uit te komen, want je bent op heterdaad betrapt. Je wilt onthouden waarom je het deed.
Nog geen maand woon je in het nieuwe appartement, op de vierde etage. Iedere bewoner kan luchten op het eigen balkon. Max en Amelie, twee deuren verderop, ken je van een praatje in de hal. Het is na twaalven als ze de hond gaan uitlaten en je volgt hen tot in het parkje. Het groene kunsthart waarin de architecten hebben voorzien.
De bomen en struiken zijn al aardig opgeschoten. Op het roerloze water van het meertje, rechtlijnig als een tekening, dommelen eenden onder de overhangende takken. Schaarse lantaarnpalen laten de nacht nog donkerder lijken. Af en toe raast een auto over de snelweg die knap aan het zicht is onttrokken. De lucht is broeierig na een hete zomerdag. Wie ziet ons – zal het stel gedacht hebben – als we wat begroeiing opzij duwen en voor een keertje in de buitenlucht vrijen.
Max bindt het voorwerp van jouw ergernis, een kameelkleurige Golden Retriever, vast aan een boom. Het bemoedigend klopje waarmee hij de hond achterlaat, werkt voor een paar minuten. Een trouwe blik omhoog en het dier berust in zijn lot. De vleesgeworden onderdanigheid.
Waarschijnlijk vangen zijn oren de liefdesgeluiden, die altijd zacht beginnen, eerder op dan jij. Of misschien maakt de geur van zijn hitsige baasjes hem onrustig. Op de eerste vragende blaf volgt een staccato honken, laag vanuit de keel, om over te gaan in hoge, amechtige uithalen. Jankend en dwingend.
Even lijkt het of de opwinding van je buren unisono stijgt op het ritme van het geblaf. Ongegeneerd en gretig laat Amelie horen dat ze zoveel mogelijk genot nastreeft en elke hogere toonsoort is een aansporing voor Max. Als de mannelijke aap het koor versterkt, sla je toe.
Je zorgt dat de lijn strakgespannen staat en plant het mes achter de lange oren. Zoals de matador met één steek probeert de stier uit te schakelen. Want het zijn woeste en hersenloze creaturen. Dan steek je nog eens voor alle mensen die gewekt worden door het stupide blaffen van een hond. Je steekt een keer voor elk baasje dat een hysterisch beest zijn gang laat gaan, op het balkon of in de tuin. Je steekt een keer voor het keffen tijdens de Negende Symfonie van Beethoven. Je steekt een keer voor het verstoren van de stilte. Je steekt een keer voor alle mensen die zijn gebeten door een hond. En nog eens, voor de nietsvermoedende kinderen.
Heeft het zin aan de rechter uit te leggen dat je als zevenjarige eigenhandig een vleugellam musje hebt gevoerd met een trillend lepeltje? Dat je nooit meedeed met het spel van je vriendjes om een kikker uit de sloot te scheppen en met een rietje in de kont op te blazen tot een ballonnetje met uitpuilende ogen.
Hoe vreselijk, denk je nu. Je moet tijdelijk je verstand hebben verloren. Misschien valt de straf mee. Het is de eerste keer en je kunt je leven beteren. Het zal nooit meer voorkomen.
Helaas. Dit is niet het eerste briefje. De tijd van taakstraffen is voorbij. Je gaat de cel in. En als je vrijkomt zul je weer moeten verhuizen.
Je bent onder behandeling en daarom schrijf je dit op. Het is geen oud boodschappenlijstje dat je kunt weggooien. Onthoud nu eens dat de therapie op die manier niet werkt.